Wiebe Kruijer ging van 1939 tot 1948 in Groningen naar de christelijke lagere school, de Parkschool op de hoek van de Paterswoldseweg en de Lorentzstraat. Zijn lagereschooltijd heeft hij dan ook voor het grootste deel in de oorlog doorlopen. In dit artikel haalt hij zijn herinneringen aan de Grunobuurt op.

In mijn lagere schooltijd en nog lange tijd daarna woonde ik in Eelderwolde. Ik ging meestal op de fiets naar school, eerst achterop de bagagedrager van mijn oudere broer Willem, later fietste ik zelf naar school. Soms ging ik lopen of moest ik lopen omdat ik een lekke band had. De kwaliteit van de fietsbanden van toen mag natuurlijk niet vergeleken worden met de banden van tegenwoordig. De binnenbanden waren vroeger rood van kleur en altijd een beetje poreus. Je moest geregeld je banden oppompen om ze op spanning te houden. Pas in de vijftiger jaren kwamen de ‘potdicht’-banden op de markt en die waren zwart van kleur.

Het regiem en de manier van lesgeven op de Parkschool was destijds anders dan nu. De juf of meester was streng en had natuurlijk altijd gelijk. Als kind had je maar te gehoorzamen. Een draai om je oren geven of andere, gemenere, lijfstraffen waren niet ongebruikelijk om een kind tot de orde te brengen. Vaak stond de straf niet in verhouding tot het vergrijp — dat vind ik nu, maar dat vond ik destijds ook al. In mijn boek ‘Jeugdherinneringen’ ga ik in detail in op mijn lagere schooltijd, de lessen en mijn meesters en juffen.

Het woonblok waarin de Parkschool lag, was destijds een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Op beide hoeken van de Lorentzstraat, aan de kant van de Parkschool, was een winkeltje. Die aan de Paterswoldseweg was een drogisterij en snoepwinkeltje, die aan de andere kant was waarschijnlijk een buurtwinkeltje met meer artikelen. Wij overblijvers mochten tussen de middag niet van het schoolplein af. We hadden bijna nooit geld, maar als we dat hadden, dan konden we een ander kind als boodschapper daar op af sturen, maar dat kostte natuurlijk een deel van de buit, of we konden de gok wagen om stiekem toch de poort door te sluipen en naar één van de winkeltjes te gaan. We kochten dan voor één of twee cent salmiak of citrotrinose of trinose. Soms hadden ze melasse, maar kauwgum was voor mij veel te duur. Trinose en citrotrinose waren eigenlijk bedoelt als babyvoeding, maar de zure variant, citrotrinose, smaakte best lekker en kon goed als snoep dienst doen.

Direct ten zuiden van het woonblok begonnen eigenlijk de weilanden al, met aan de Paterswoldseweg nog het transportbedrijf van Bouwman en een woonblok van twee of vier oude, niet erg aantrekkelijke huizen. Aan het Noord-Willemskanaal waren nog de veiling Sandbrink en een houtstek gevestigd, en nog iets meer naar het zuiden lag de Scheepswerf Kerstholt. Verder was het zuidwaarts richting Eelderwolde voornamelijk weiland met hier en daar een boerderij, waarvan Corpus den Hoorn en de Parkhoeve van de familie Heukes, aan de Stadsparkkant van de Paterswoldseweg, de bekendste waren. De route van Eelderwolde naar school wordt in mijn boek ‘Jeugdherinneringen’ verder uitgewerkt.

Tweede Wereldoorlog

In 1944 hadden de Duitsers ten zuiden van het Stadspark en de Grunobuurt verdedigingswerken opgericht bestaande uit een tankgracht, prikkeldraadversperringen en een wegversperring in de Paterswoldseweg naast de boerderij van De Grijs, de eerste boerderij ten zuiden van de Parkhoeve. Die wegversperring noemden we de ‘bunker’ en bestond uit twee massieve blokken beton van 2,5-3 meter dik en 3 meter hoog. De blokken liepen door tot over de sloot naast de weg en blokkeerden daarmee ook de waterafvoer, zodat in een natte periode de bunker rondom in het water stond. In het midden was een nauwe, schuin op de weg lopende doorgang. Er zaten ronde gaten in de bunker waarin stangen konden worden gestoken om de weg af te sluiten.

In de oorlog werden gebouwen als scholen door de Duitsers gevorderd. De school achter onze school aan de Parkweg werd al vrij snel gevorderd en wij konden door de schutting loeren en zien hoe daar op het schoolplein door de Duitse militairen werd geëxerceerd. Uiteindelijk werd ook de Parkschool gevorderd en werden wij ingekwartierd bij de Kranewegschool. In 1944 werd voor scholen de situatie steeds benarder. De schaarse ruimte moest door steeds meer leerlingen worden benut en het gebrek aan brandstof voor verwarming noopte tot maatregelen zoals het inperken van de schooltijden. Er ontstond een ernstig tekort aan materialen zoals papier, potloden, inkt en pennen. De aloude lei en griffel kwamen weer in zwang.

Toen er in de oorlog wat meer geld in omloop kwam, ging ik ook een tijdje met de bus naar school. Deze bus was de lijndienst van de N.V. Groningsch-Drentsch Snelvervoer, de GDS. Vanwege de schaarser worden brandstof werden de GDS-bussen vanaf de jaren 1943 uitgerust met een op hout gestookte gasgenerator. De gasgenerator werd als een aanhangwagentje achter de bus gehangen en het houtgas werd met slangen naar de motor vervoerd. De GDS-bus met de gasgenerator er achter kon maar net door de ‘bunker’. Met de slangen was regelmatig iets mis, waardoor de bussen vaak niet reden. En in de loop van 1944 reden ze helemaal niet meer.

Fietsen was toen ook niet gemakkelijk meer. Luchtbanden waren er niet meer en fietsen werden uitgerust met cushion-banden om de wielen. Een cushion-band is een mooi woord voor een reep autoband die met een ijzeren kram om de velg van een fietswiel was gelegd. Mijn cushion-band was een persoonlijke uitvinding van mijn vader en bestond uit een oude buitenband van een fiets met daarin een stuk oude tuinslang. Of ik extra zwaar moest trappen, weet ik niet, daar heb ik nooit over nagedacht, maar dat zal wel.

Alle problemen in aanmerking genomen, vonden mijn ouders het niet erg dat ik voorlopig niet meer naar school ging. Het kan zijn dat het gerucht dat de stad mogelijk bij de bunker zou worden afgegrendeld, bij hun beslissing een rol heeft gespeeld. Het gevolg is dat ik pas na de oorlog mijn lagere school heb afgemaakt.

Bij de hevige beschieting van de Duitse versperringen, waaronder de bunker, tijdens de bevrijding door de Canadezen raakte de boerderij van De Grijs in brand en werd totaal verwoest. De bewoners waren op dat moment min of meer toevallig niet aanwezig. Een deel van de familie zat verscholen in de kelder bij de Parkhoeve en een ander deel was naar de Peizerweg gegaan, op zoek naar een mogelijkheid om het vee onder te brengen, maar dat is niet meer gelukt. Bij de bevrijding werd ook het woonblok op de hoek van de Paterswoldseweg en de Lorentzstraat verwoest, doordat een door een Duitse pantserfaust getroffen Canadese tank hier tegenop knalde. Eén Canadese militair, de 22-jarige soldaat Fred Butterworth, kwam hierbij om het leven; of er ook burgerslachtoffers zijn gevallen weet ik niet.

Na de oorlog: terug naar school

Na de bevrijding moest ik op een zeker moment weer naar school. Ik was toen al bijna twee jaar niet meer naar school geweest. Eerst ging ik nog naar de Kranewegschool, waar de Parkschool toen nog was ondergebracht, maar later was het oorspronkelijke gebouw van de Parkschool weer zodanig opgeknapt, dat wij daar weer naar school konden gaan. Op het schoolplein stond eerst nog een stenen gebouwtje uit de tijd van de bezetting, dat kort daarna werd afgebroken. Een muurschildering in bruine tinten met veel rechte lijnen, waarschijnlijk een stadsgezicht, die door een Duitser in het lokaal van de zesde klas was gemaakt, werd gezien als kunst en bij het herstel van de school gespaard.

Rond de tijd dat ik in de zevende klas van de lagere school afging, werd in 1948 de grote tentoonstelling Stad en Lande in het Stadspark georganiseerd. Deze tentoonstelling was gezamenlijk project van organisaties uit de landbouw, industrie, verkeer en handel. De toegang werd gevormd door een poort in de vorm een grote A, als symbool voor de letter A van het toenmalige autokenteken van de provincie Groningen. Na jaren van verloedering, afbraak en verwoesting werd er in het Stadspark keihard gewerkt aan de opbouw van de tientallen stands voor deze tentoonstelling om het publiek te kunnen tonen welke mogelijkheden de nieuwe tijd te bieden had. Deze tentoonstelling heeft op mij en anderen veel indruk gemaakt. Icoon van deze tentoonstelling was de enorme stromende kraantjespot van Smith, een koffiebrander uit Groningen, met daarop de reclame voor Goudboon-koffie. Deze kraantjespot, met daaronder een enorme kop en schotel, moet minstens 10 meter hoog zijn geweest en was vanaf de Paterswoldseweg goed te zien.

Na mijn lagere schooltijd kwam ik nog veel in de stad, maar hoogst zelden nog in de omgeving van mijn oude lagere school. In 2007 ben ik nog een keer in mijn oude school geweest, dat nu een buurthuis en kerk geworden was. Ik werd door twee dames en een heer allervriendelijkst ontvangen en mocht in mijn oude school rondkijken. Wat mij opviel was, dat in het gebouw nog de oude schoolsfeer hing. Er hangt nog een foto uit 1939 waar mijn broer Willem twee keer op staat afgebeeld. De trap en de trapleuning, evenals de ramen, waren nog authentiek, maar er was binnen wel heel veel verandert. De muurschildering in klas zes, die nog door een Duitser was gemaakt, kon ik niet zien, want de deur was afgesloten, maar mijn gids was er echter wel zeker van dat die muur­schildering er niet meer was, omdat de muren enkele jaren geleden waren gewit. Dat was in 2007, wie weet wat er de afgelopen jaren nog meer veranderd is.

Meer informatie over het boek ‘Jeugdherinneringen’ is te vinden op de website: home.kpn.nl/wiebe.kruijer/.


Lees ook deze artikelen: